De discussie over het Keizersysteem is met een eerste aanzet door Ignace volop losgebarsten, de systemen vliegen je om de oren, van alle kanten wordt de redactie bestookt met hèt (winnende) systeem, maar niets lijkt perfect.
Voor wie al die materie tot zich wil nemen, hier de verwijzingen (links)
– Keizer Ignace
– Keizer Frank
– Keizer Roel
En dan nu nog stof tot nadenken van iemand die niet gehinderd door enige kennis van indelingszaken hier tegenaan kijkt, Ja, niets keizer of koning, maar een dame. Tuurlijk.
Keizersterk
Ongetwijfeld hebben vele koppen zich al over hét ultieme indelingssysteem gebogen, en, net als in regeltjesland, wordt het alleen maar ingewikkelder. Zoals zo vaak met problemen, is het belangrijk om bij de basis te beginnen: wat is of was het probleem, waardoor iemand die Keizer meende binnen te moeten halen? Het antwoord is eigenlijk vrij simpel: het heeft met opkomst’plicht’ te maken. Oftewel: waar het eens vanzelfsprekend was om naar je wekelijkse ‘kluppie’ te gaan, voelt dit vandaag de dag voor sommigen als een ‘verplichting’. En daar zit ’t ‘m nou net in, dat vermaledijde woordje ‘plicht’. Een vergeten woord uit vroeger tijden, toen ‘plicht’ bij het leven hoorde en men daar misschien wel over monkelde, maar verder gewoon deed wat van hem verwacht werd.
Plicht ????
Kennelijk is het verenigingsleven van ‘iets waar je graag deel van uitmaakte’ (en vroeguh was er natuurlijk ook weinig anders te doen), verworden tot een deprimerend ‘moeten’. En ‘moeten’ wordt steeds meer uit de moderne samenleving verdrongen. Zo is het vermoedelijk allang verdwenen uit de Van Dale, behalve dan als het om een term uit de bouwkunde gaat: moet (bouwkunde), indruk, overblijfsel of voeg ter plaatse van de vroegere aansluiting van een bouwonderdeel.
Maar goed, het systeem is dus bedacht om clubleden niet langer te verplichten elke week te komen spelen. Tegelijkertijd willen die personen en mensen wèl gewoon clubkampioen kunnen worden. Is dat niet een beetje vreemd? Alsof je maar halve dagen wilt werken, maar wel een vol salaris wil vangen – waar kan ik solliciteren?
Hoe dan ook – ja rustig maar, ik ben nog niet klaar – met het Keizerlijke systeem word je nog steeds geen clubkampioen, tenzij je minimaal een x-aantal avonden op komt dagen. Dus toch een soort opkomstplicht. Typisch Nederland, gedeeltelijke opkomstplicht. ????
Maar dan gaat het er dus eigenlijk om dat op een x-aantal specifieke avonden iedereen die clubkampioen wil worden aanwezig moet zijn. Moet je dan wel over 30 avonden willen spelen, want wie kan/wil dat vandaag de dag nog waarmaken? Dan zou je zeggen: minder avonden met verplichte opkomst op de aangegeven data. Het alternatief is wel 30 avonden en wie dat niet waar kan maken dingt niet mee naar het kampioenschap.
Maar ja, hoe krijg je dat voor elkaar? Al die puntenvreters op een vooraf aantal te benoemen data naar de club krijgen, als er geen opkomstplicht is? Ho, ho, nu niet meteen ontploffen, ooooooontspan, hou alles binnen, de dienstplicht is ook nooit meer teruggekomen, terwijl het toch rondom ons overal oorlog is, so no worries. Die opkomstplicht gaat er echt nooit meer komen.
In kaart gebracht
Even een zijstapje. In de bridgewereld geef je voorafgaand aan een competitie aan of je eraan mee wilt doen; er zijn verschillende competitievormen, net als schaken rapidavonden en snelschaakavonden organiseert. Áls je echter meedoet aan zo’n competitie ben je verplicht te komen. Kun je een keer niet, dan stuur je een invaller.
Hooooooooo mannen! Niet meteen gaan steigeren, hou je paarden op het bord. Want ik zie alle leden nu alweer over elkaar heen buitelen, een ínvaller, dat kán helemaal niet. |
Maar waarom dan eigenlijk niet? Bij bridge kan het ook, er is zelfs nagedacht over hoe dat moet als de invaller een ‘kennelijke versterking’ betekent, dan krijg je (aan het einde van de rit) maximaal je eigen gemiddelde – o.k. hoe dat bij schaken dan precies zou moeten (%?) is iets waar over nagedacht moet worden. Die sterkte van de bridge-invaller is overigens makkelijk uit te zoeken op basis van de zogenaamde ‘meesterpunten’, de elo bij schaken. Eigenlijk wel typisch dat het bij bridge meesterpunten zijn, terwijl ze niet die titel dragen. Maar koningen en dames kennen ze dan weer wel, al heten ze hier gewoon ‘heer’ en ‘vrouw’. Geen heer en meester dus. Maar we dwalen af, hét manco bij vrouwen die denksport beoefenen. I know.
De Jamac
Ja, maar, er zijn helemaal geen invallende schakers te vinden. Echt, ik hoor het sommigen al roepen. Nu weiger ik lid te worden van de Jamac (ja-maar-club), want ik ben al jaren erelid van de Crop (creatieve oplossingen). Ten eerste zou het best wel zo kunnen zijn dat er wèl invallers te vinden zijn, mensen die best af en toe een potje willen spelen, maar niet lid willen zijn van een club. Maar misschien zijn er wel mensen die niet zo nodig clubkampioen hoeven te worden, bijvoorbeeld omdat ze nu eenmaal niet het hele jaar aanwezig willen of kunnen zijn, of het gewoon niet zo belangrijk vinden. En dan zou je misschien wel in twee groepen kunnen gaan spelen. (Ik zie de wilde paarden weer, wacht nou even, eerst verder lezen): een groep die wèl voor het clubkampioenschap gaat/elke week (in principe) wil spelen, en een groep die gewoon een potje komt schaken als ie zin heeft, waarbij er wel gewoon een overzicht komt (punten) van de prestaties. Uit díe groep zou je dan ook een invaller kunnen halen als in de CluKa-groep iemand een keer niet kan, kàn vind ik in dit geval wel prio 1, dus niet: niet wìl. Met een maximum aantal keer invalbeurten en anders buiten mededinging. Voordeel is dat je ook weet of die ‘invaller’ (hoera, we hebben er een gevonden) qua sterkte aansluit bij de speler voor wie hij moet invallen. NB Zwakkere spelers mogen natuurlijk altijd invallen voor de sterkere speler. Zonder aanpassingen. (Als ik ‘sancties’ zeg, vallen jullie weer allemaal over me heen, ????).
Spreidingswet
Overigens – ik ben nu toch lekker bezig – zou ik er sowieso voor pleiten om een competitie niet over een heel jaar te laten spelen, maar over b.v. twee keer een x-aantal avonden. En dat afgewisseld met rapid en snelschaak. En dan geef je per competitie aan of je mee wilt doen bij de groep Happel (Punkte sind Punkte), of de groep Des Keizers Baard (voor de kat z’n snaarinstrument).
‘En hoe wordt de clubkampioen dan bepaald?’ Hoor ik de echte fanaten al roepen. Misschien wel een overall resultaat van alle competities, daar is vast wel een puntentoekenning voor te bedenken, rankingpunten per competitie. En mochten er twee groepen zijn, dan de hoogste groep een hogere ranking voor de plaats op de ranglijst. En dan dus inclusief rapid en snelschaats. En dan gewoon gifbekers voor de winnaars van de deelcompetities en de exterrne blijven uitdelen.
Tot slot. Zoals meestal met dergelijke vraagstukken begint het met de ‘waarom’-vraag. Waarom spelen we het Keizersysteem. Om een competitie te kunnen spelen met een clubkampioen. Waarom spelen we het K-systeem? Omdat je er dan niet altijd hoeft zijn. Waarom zijn we er niet altijd allemaal? Omdat we niet altijd kunnen/willen (werk, sport, verplichtingen, overwinteren). Maar waarom dàt systeem (en niet iets anders)? Etc. Wat uiteindelijk moet leiden tot een ‘hoe kunnen we’-vraag. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er elk jaar iemand op een zuivere manier clubkampioen wordt, zonder dat de leden verplicht worden elke week te komen. En dan is ‘Het Keizersysteem’ maar één van de oplossingen. De clou is dus om te denken vanuit het vraagstuk en niet vanuit de oplossing.
Tot zover. Het is maar een ideetje. Wat ik vooral probeer te bereiken is dat er open minded (open minded, zeg ik toch? Dus de Jamac even afzeggen deze week) nagedacht wordt over de volgende vragen/opties:
- Zou de club een (gedeeltelijke) opkomstplicht moeten hebben?
- Moet iemand die niet elke week komt clubkampioen kunnen (willen) worden?
- Moet de clubkampioen bepaald worden aan de hand van (uitsluitend) de interne competitie?
- Moet er per se in één groep gespeeld worden door iedereen?
- Moet de interne clubcompetitie per se een heel jaar beslaan?
Samenvattend
Het Keizersysteem is in het leven geroepen om de opkomst vrij te laten en toch mee te kunnen dingen naar het clubkampioenschap. De eerste vraag die je je moet stellen is: wat is belangrijker: het clubkampioenschap of het wekelijks kunnen schaken. Als de overheersende gedachte is dat het wel ‘ergens’ om moet gaan (bijvoorbeeld het clubkampioenschap), dan moeten we op zoek naar het antwoord op de vraag: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het overall clubkampioenschap op een zuivere manier bepaald wordt, zonder dat de leden verplicht zijn elke week te komen.
Er zijn heel veel manieren om een dergelijke vraag (creatief) te beantwoorden en zo tot een oplossing te komen waar iedereen zich in kan vinden, nou ja, 90% zou al heel mooi zijn. Misschien tóch leuk om daar eens een keertje over te brainstormen. Niets verplicht, uiteraard …
Maaike





